Ga naar de inhoud van deze pagina Ga naar het zoeken Ga naar het menu
Vorige pagina

Statendagen

Digitale Stemvergadering Provinciale Staten

vrijdag 11 maart 2022

17:00
Locatie

Statenzaal

Voorzitter
I.R. Adema
Start
vrijdag 11 maart 2022 18:09
Eind
vrijdag 11 maart 2022 19:14
Toelichting

Digitale vergadering via Teams

Uitzending

Agendapunten

  1. 1

  2. 2
    Stemming 18:17 - 18:23
  3. 2.1

    Moties

    Onderwerp
    M6-2022 Actuele motie Provincie Noord-Brabant staat naast Oekraïne en haar inwoners
    M7-2022 Steun kinderen oorlogsgeweld
    M8-2022 Steun opvang vluchtelingen en Oorlogsgeweld
  4. 2.2

    Stemuitslag

    voor 73%
    tegen 27%
    voor
    CDA (6), GroenLinks (5), SP (5), VVD (10), ChristenUnie/SGP (1), D66 (4), Lokaal Brabant (1), PvdA (3)
    tegen
    50PLUS (1), PVV (4), Forum voor Democratie (1), Groep de Bie (2), Groep Rutjens (3), Partij voor de Dieren (2)

    Besluit

    Provinciale Staten van Noord-Brabant besluiten:


    I. De Omgevingsverordening Noord-Brabant vast te stellen zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit;
    II. Dat de Omgevingsverordening, bedoeld onder I, gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treedt;
    III. Dat Gedeputeerde Staten, gelet op artikel 2.8 van de Omgevingswet, bevoegd zijn tot technische aanpassingen van de onder I vastgestelde Omgevingsverordening, waaronder het voldoen aan de digitale vereisten die onder de Omgevingswet gelden en het toekennen van een identificatienummer.

    Amendementen

    Onderwerp
    A10-2022 Minimale afstand bij Brabantse Windturbines
    A11-2022 Wijziging datum verplichte stalaanpassingen in OV
    A3a-2022 Woningsplitsing
    A5-2022 Zon op bedrijven
    A6-2022 Mitigerende maatregelen aanleg nieuwe wegen
    AANGEHOUDEN A8-2022 Monitoring faunaslachtoffers
    INGETROKKEN A3-2022 Woningsplitsing

    Moties

    Onderwerp
    INGETROKKEN M14-2022 Buitengebied vrijwaren van zonneweiden
    INGETROKKEN M9-2022 Ruimte voor Ruimte regeling
    M10-2022 Zon op bedrijven
    M11-2022 Monitoring versterken omgevingskwaliteit
    M12-2022 Bouw-sloop
    M13-2022 Geen windturbines zonder Afstandsnorm
    M14a-2022 Buitengebied vrijwaren van zonnevlaktes
    M15-2022 Terug naar 2028
    M16-2022 Geef motorcross de ruimte
    M17-2022 Maatwerk voor knelgevallen
    M18-2022 Autochtoon Plantmateriaal
    M19-2022 Behoudt de Brabantse zandpaden
    M20-2022 Alle mogelijke mitigerende maatregelen windturbines
    M21-2022 Maatwerk voor waterkwaliteit
    M22-2022 Stikstofuitstoot bouw tijdelijk niet meetellen
    M23-2022 Stikstofuitstoot agrarische sector tijdelijk niet meetellen
    M9a-2022 Ruimte voor Ruimte regeling
  5. 2.2

    Stemuitslag

    voor 81%
    tegen 19%
    voor
    50PLUS (1), CDA (6), GroenLinks (5), SP (5), VVD (10), ChristenUnie/SGP (1), D66 (4), Groep Rutjens (3), Lokaal Brabant (1), PvdA (3)
    tegen
    PVV (4), Forum voor Democratie (1), Groep de Bie (2), Partij voor de Dieren (2)

    Besluit

    Provinciale Staten van Noord-Brabant besluiten:

    1. De volgende voorbeschermingsregels vast te stellen:
      A. Voorbeschermingsregels grondwaterverontreiniging
      Artikel 1 Voorrangsbepaling
    2. In aanvulling op of afwijking van de regels in het omgevingsplan gelden de voorbeschermingsregels, bedoeld in artikelen 2 tot en met 9.
    3. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels in het omgevingsplan gelden de voorbeschermingsregels.
      Artikel 2 Begripsbepalingen
      Voor de toepassing van deze bepalingen wordt verstaan onder:
      a. bronaanpak: sanering gericht op het beheren, beperken of ongedaan maken van de inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit het vaste deel van de bodem, in zowel de onverzadigde als verzadigde zone, naar het grondwater, overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving in samenhang met de maatwerkregel, bedoeld in artikel 5.23 Milieubelastende activiteit bodemsanering met risico voor het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;
      b. mobiele verontreinigingssituatie: situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich hebben verspreid naar het grondwater en aanleiding geven tot het uitvoeren van een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit;
      c. risicobeoordeling grondwaterkwaliteit: beoordeling van de mate van gevaar voor het grondwater van een bodemverontreiniging bij een mobiele verontreinigingssituatie om vast te stellen of, en zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn;
      d. voorkeurswaarde grondwater: concentratie aan verontreinigende stof waarboven er sprake is van verontreiniging van het grondwater.
      Artikel 3 Bodemonderzoek bouwactiviteit
    4. Voorafgaand aan het verrichten van een bouwactiviteit voor een gebouw of gedeelte van een gebouw dat de bodem raakt, inclusief de daaraan grenzende tuin of het aangrenzende terrein, wordt onderzocht of er sprake is van een mobiele verontreinigingssituatie door:
      a. raadpleging van het bodeminformatiesysteem van de gemeente;
      b. voorafgaand bodemonderzoek als bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving; of
      c. het overleggen van een beschikking krachtens artikel 29 in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waarin is vastgesteld dat bij het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of een mogelijke verspreiding van een verontreiniging, geen sprake is van zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.
    5. Het eerste lid is niet van toepassing op:
      a. een uitbreiding of wijziging van een bestaand gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2; of
      b. een bijbehorend bouwwerk van ten hoogste 50 m2.
    6. Er is sprake van een mobiele verontreinigingssituatie als het grondwater:
      a. een verontreinigingscontour heeft in minimaal 100 m3 poriënverzadigd bodemvolume die de signaleringsparameter grondwatersanering, zoals opgenomen in Bijlage 5 Gevaarlijke stoffen in het grondwater van de Omgevingsverordening Noord-Brabant overschrijdt; of
      b. in een kwetsbaar gebied als bedoeld in artikel 3.49 Risicobeoordeling kwetsbaar gebied van de Omgevingsverordening Noord-Brabant de verontreinigende stof in minimaal 100 m3 poriënverzadigd bodemvolume de voorkeurswaarde grondwater overschrijdt, bedoeld in Bijlage V Gevaarlijke stoffen in het grondwater van die verordening.
      Artikel 4 Verbod bouwactiviteit
    7. Het verrichten van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 3 op een mobiele verontreinigingssituatie is verboden tenzij de bron van de mobiele verontreinigingssituatie niet is gelegen op het perceel waarop wordt gebouwd.
    8. Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing wanneer uit een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant blijkt dat:
      a. gevaar voor het grondwater is uit te sluiten;
      b. ingeval gevaar voor het grondwater niet is uit te sluiten, voor de bodemsanering een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 4.1246 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ingediend;
      c. ingeval gevaar voor het grondwater aanwezig is, de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is uitgevoerd; of
      d. ingeval de bodemsanering of grondwatersanering nog niet is afgerond, de bouwactiviteiten geen belemmering opleveren voor de sanering.
    9. Ten minste vier weken voor aanvang van de bouwactiviteit, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders:
      a. de resultaten van het voorafgaande bodemonderzoek, bedoeld in artikel 3;
      b. de resultaten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in paragraaf 3.4.2 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant;
      c. de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit heeft uitgevoerd;
      d. de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht;
      e. het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht.
    10. Een kopie van de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, wordt na ontvangst onverwijld aan Gedeputeerde Staten toegezonden.
    11. De bouwactiviteit start niet eerder dan nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, die voortvloeien uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, zijn uitgevoerd.
      Artikel 5 Milieubelastende activiteit met gevolgen voor het watersysteem
    12. De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit met gevolgen voor het watersysteem wordt alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van:
      a. het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
      b. het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en
      c. het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.
    13. Bij de toepassing van het eerste lid wordt rekening gehouden met:
      a. de waterbeheerprogramma’s, regionale waterprogramma’s, stroomgebiedsbeheerplannen, overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma, voor zover die betrekking hebben op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam; en
      b. de nazorgmaatregelen zoals opgenomen in het evaluatieverslag van de grondwatersanering, bedoeld in artikel 3.52 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant, en de gebruiksbeperkingen die daaruit voortvloeien.
      Artikel 6 Milieubelastende activiteit bodemsanering
    14. Als voor het uitvoeren van een bodemsanering als bedoeld in artikel 3.48h van het Besluit activiteiten leefomgeving een bronaanpak als bedoeld in artikel 3.51 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant moet worden uitgevoerd, geldt dat:
      a. gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders waaruit blijkt dat de gekozen saneringsmethode de grondwaterkwaliteit verbetert;
      b. indien nodig geborgd wordt dat de saneringsmethode bijdraagt aan het verbeteren van de grondwaterkwaliteit; en
      c. de saneringsmethode afdekken met een afdeklaag die bestaat uit een laag grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 4.1241, derde lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, niet is toegestaan.
    15. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verrichten van een bodemsanering in een kwetsbaar gebied en het een mobiele verontreinigende stof betreft in het grondwater die in staat is een kwetsbaar gebied te beïnvloeden als bedoeld in artikel 3.49 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.
      Artikel 7 Verbod rechtstreeks lozen in grondwater
      Het is verboden op of in de bode te lozen, indien daarbij stoffen zonder doorsijpeling door bodem of ondergrond in het grondwater geraken.
      Artikel 8 Lozen verontreinigd grondwater op of in de bodem
    16. Het lozen van afvalwater op of in de bodem dat afkomstig is van een bodemsanering of grondwatersanering is toegestaan als is voldaan aan:
      a. de emissiegrenswaarden, bedoeld in bijlage XIX bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
      b. ten minste vier weken voor het begin van de activiteit en ten minste vier weken voor wijziging van de activiteit worden aan het college van burgemeester en wethouders gegevens en bescheiden verstrekt over:
      i. de aard en omvang van de lozing; en
      ii. de verwachte begindatum van de activiteit.
    17. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het lozen van afvalwater op of in de bodem afkomstig van een onderzoek voorafgaand aan een grondwatersanering of graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit.
    18. Het eerste en tweede lid is niet van toepassing als:
      a. het grondverzet ten hoogste 25 m3 bedraagt; en
      b. het lozen van grondwater afkomstig van een ontwatering, niet langer dan 48 uur duurt.
      Artikel 9 Historische bodemverontreiniging
    19. In geval van een historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar verspreidingsrisico is het verrichten van activiteiten alleen toegestaan nadat mitigerende maatregelen zijn toegepast ter bescherming van het bodem- en het watersysteem, die verdere verontreiniging van de bodem en het grondwater voorkomen, beperken of ongedaan maken en die redelijkerwijs kunnen worden verlangd.
    20. Er is sprake van een historische bodemverontreiniging als voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet is vastgesteld dat bij het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging geen sprake is van zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is, wat blijkt uit:
      a. een beschikking, vastgesteld krachtens artikel 29, eerste lid, juncto artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet; of
      b. een nader bodemonderzoek dat voldoet aan NTA 5755.
      B. Voorbeschermingsregels landbouw
      Artikel 1 Voorrangsbepaling
    21. In aanvulling op of afwijking van de regels in het omgevingsplan gelden de voorbeschermingsregels, bedoeld in artikelen 2 tot en met 8.
    22. Voor zover deze voorbeschermingsregels afwijken van de regels in het omgevingsplan gelden de voorbeschermingsregels.
      Artikel 2 Begripsbepalingen
      Voor de toepassing van deze bepalingen wordt verstaan onder:
      a. dierenverblijf: gebouw dat gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.201 of artikel 3.202 Besluit activiteiten leefomgeving, of de melding, bedoeld in artikel 4.808 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
      b. gezonde leefomgeving: omgeving die de fysieke en psychische gezondheid beschermt en bevordert;
      c. hokdierhouderij: veehouderij, met uitzondering van het houden van nertsen, melkrundvee en schapen;
      d. mestbewerking: milieubelastende activiteit gericht op het verwerken of behandelen van dierlijke mest en de vergisting van plantaardige producten als bedoeld in artikelen 3.90 en 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
      e. veehouderij: milieubelastende activiteit, gericht op het houden van landbouwhuisdieren als bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
      Artikel 3 Verbod ontwikkeling veehouderij
    23. Binnen Stedelijk gebied en Beperkingen Veehouderij geldt voor een veehouderij een verbod om:
      a. de bestaande oppervlakte van bouwwerken, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, te vergroten;
      b. de bestaande oppervlakte dierenverblijf te vergroten;
      c. binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- meerlaags te huisvesten, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar twee bouwlagen zijn toegestaan.
    24. Als bestaande oppervlakte bouwwerk of bestaande oppervlakte dierenverblijf geldt de oppervlakte die:
      a. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
      b. mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.
      Artikel 4 Verbod geitenhouderij
    25. Binnen Landelijk gebied geldt een verbod om de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor geiten op een veehouderij te vergroten.
    26. Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
      a. op 7 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
      b. mag worden gebouwd op grond van een vóór 7 juli 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.
      Artikel 5 Zorgvuldige veehouderij
    27. Binnen Landelijk gebied is het verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij te vergroten.
    28. De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
      a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
      b. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving, inpasbaar in de omgeving;
      c. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -als blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, en die ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; en
      d. dieren worden alleen op de grond gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden.
    29. Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij geldt de oppervlakte die:
      a. op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
      b. mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.
    30. Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij als is voldaan aan de Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij, zoals opgenomen in Bijlage 7 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant.
      Artikel 6 Stalderen veehouderij (alleen opnemen voor gemeenten die in een Stalderingsgebied liggen)
    31. In aanvulling op artikel 5 Zorgvuldige veehouderij geldt voor hokdieren dat de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 5, eerste lid, alleen wordt verleend als bewijs is overlegd dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
      a. binnen hetzelfde Stalderingsgebied, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Noord-Brabant, dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of functieverandering waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
      b. de te saneren oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren een omvang heeft van:
      i. 120% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, ingeval van sloop;
      ii. 200% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, ingeval van functieverandering;
      c. voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een provinciale saneringsregeling.
    32. Bij het bepalen van de oppervlakte op te richten of te saneren dierenverblijf, bedoeld in het eerste lid, tellen de inpandige voorzieningen van een dierenverblijf mee.
    33. Als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren geldt de oppervlakte die:
      a. op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
      b. mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.
    34. Het te saneren dierenverblijf, bedoeld in het eerste lid, onder a, voldoet aan de volgende voorwaarden:
      a. het betreft een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf;
      b. het dierenverblijf is voorafgaand aan 17 maart 2017 drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig gebruikt voor het houden van hokdieren;
      c. als een veehouderij gebruik maakt van de uitzonderingsregeling stoppende veehouderij, bedoeld in artikel 3.101 van de Omgevingsverordening Noord-Brabant, wordt alleen de oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren ingebracht die gebruikt is om het aantal dieren te huisvesten overeenkomstig de gedane mededeling.
    35. Het bewijs dat aan de voorwaarden uit het eerste lid is voldaan wordt uitgegeven door of namens Gedeputeerde Staten.
      Artikel 7 Saneringslocatie agrarisch bedrijf
      Binnen een Saneringslocatie agrarisch bedrijf geldt een verbod om een bouw- of gebruiksactiviteit te verrichten ten behoeve van een veehouderij of glastuinbouwbedrijf.
      Artikel 8 Mestbewerking
    36. Binnen Landelijk gebied geldt een verbod om de bestaande gebruiksoppervlakte voor mestbewerking te vergroten, behalve in het geval dat de mest ter plaatse is geproduceerd.
    37. Als bestaande gebruiksoppervlakte voor mestbewerking geldt de oppervlakte van:
      a. bouwwerken die op 13 juni 2017 legaal in gebruik waren voor mestbewerking of gebouwd konden worden voor die activiteit op grond van een vóór 13 juni 2017 verleende omgevingsvergunning;
      b. onbebouwde grond die op 13 juni 2017 legaal mag worden gebruikt voor mestbewerking.
    38. Gelet op artikel 4.16, vierde lid, van de Omgevingswet, de bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit waarin de onder 1. opgenomen voorbeschermingsregels per gemeente worden opgenomen, te delegeren aan Gedeputeerde Staten.
    39. Gedeputeerde Staten op te dragen dat het onder 2. bedoelde voorbereidingsbesluit gelijktijdig in werking treedt met de Omgevingswet en de Omgevingsverordening Noord-Brabant.
  6. 2.4

    Stemuitslag

    voor 75%
    tegen 25%
    voor
    50PLUS (1), CDA (6), GroenLinks (5), SP (5), VVD (10), ChristenUnie/SGP (1), D66 (4), Lokaal Brabant (1), PvdA (3)
    tegen
    PVV (4), Forum voor Democratie (1), Groep de Bie (2), Groep Rutjens (3), Partij voor de Dieren (2)

    Besluit

    Provinciale Staten van Noord-Brabant besluiten:

    1. Gelet op artikel 2.8 Omgevingswet, de bevoegdheid tot vaststelling of wijziging van de Omgevingsverordening Noord-Brabant, te delegeren aan Gedeputeerde Staten, in de volgende gevallen:
      a. evidente fouten;
      b. strijdigheid met de wet;
      c. uitvoeringstechnische aspecten, waartoe in ieder geval de volgende aspecten behoren:
      I. het toevoegen of verwijderen van circulatievloeistoffen in bodemenergiesystemen;
      II. het toevoegen of verwijderen van schadelijke stoffen binnen grondwaterbeschermingsgebieden;
      III. de toe te laten maximale geluidsbelasting binnen stiltegebied;
      IV. het toevoegen of verwijderen van soorten waarvoor met een maatwerkregel geen vergunningplicht geldt;
      V. het toevoegen of verwijderen van schadeveroorzakende soorten, handelingen, belangen of middelen;
      VI. het toevoegen of verwijderen van systemen voor veehouderijen;
      VII. het toevoegen of verwijderen van stoffen waarvan het verboden is deze varend te emitteren;
      VIII. het toevoegen of verwijderen van saneringsregelingen voor agrarische bedrijven; of
      IX. het toevoegen, verwijderen of aanpassen van scheepvaartklassen;
      d. het wijzigen van de beoordelingsregels voor het verlenen van een omgevingsvergunning;
      e. het wijzigen van grenzen van werkingsgebieden als:
      I. de wijziging nodig is voor een doelmatige uitvoering;
      II. de wijziging bijdraagt aan het doel waarvoor het werkingsgebied is opgenomen;
      III. er sprake is van een kennelijke onjuistheid in de begrenzing; of
      IV. de grens van een gebied niet langer in overeenstemming is met een in werking getreden omgevingsplan;
      f. bij een wijziging van de grens van het werkingsgebied Natuur Netwerk Brabant geldt in aanvulling op het bepaalde onder e. dat Gedeputeerde Staten alleen bevoegd zijn als:
      I. hierdoor geen wijziging optreedt van de grens van een N2000-gebied;
      II. de ecologische samenhang van het Natuur Netwerk Brabant wordt verbeterd;
      III. de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van het Natuur Netwerk Brabant worden behouden of versterkt;
      g. bij een wijziging van de grens van het werkingsgebied Beperkingen veehouderij geldt in aanvulling op het bepaalde onder e. dat Gedeputeerde Staten alleen bevoegd zijn als:
      I. het een ondergeschikte wijziging van het gebied betreft;
      II. is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mede gelet op aspecten vanuit milieu en een gezonde leefomgeving;
      III. er geen aantasting van in de nabijheid gelegen ecologische waarden plaatsvindt;
      h. het opnemen van een nieuwe formeel gesloten stortplaats;
      i. het opnemen van een nieuw foerageergebied voor ganzen en smienten;
      j. het opnemen van een nieuw werkingsgebied Bebouwd gebied op basis van een concreet omgevingsplan gericht op het versterken van de omgevingskwaliteit;
      k. het opnemen van een nieuwe saneringslocatie voor agrarische bedrijven;
      l. het wijzigen van de bijlagen bij de regels.
    2. Dat Gedeputeerde Staten bij de uitoefening van de bevoegdheid onder 1. invulling geven aan de doelen, oogmerken en belangen waarvoor de Omgevingsverordening Noord-Brabant is vastgesteld.
    3. Dat dit besluit niet van toepassing is als Provinciale Staten de Omgevingsverordening Noord-Brabant wijzigen en daarbij gelijktijdig regels of werkingsgebieden als bedoeld in dit besluit wijzigen.
    4. Te bepalen dat dit besluit gelijktijdig met de Omgevingsverordening Noord-Brabant inwerking treedt.
  7. 2.5

    Stemuitslag

    voor 73%
    tegen 27%
    voor
    CDA (6), GroenLinks (5), SP (5), VVD (10), ChristenUnie/SGP (1), D66 (4), Lokaal Brabant (1), PvdA (3)
    tegen
    50PLUS (1), PVV (4), Forum voor Democratie (1), Groep de Bie (2), Groep Rutjens (3), Partij voor de Dieren (2)

    Besluit

    Provinciale Staten van Noord-Brabant besluiten:


    Vast te stellen de Wijziging Interim omgevingsverordening - actualisatie april 2022 met Planidn NL.IMRO.9930.IOVwijzactapr2022-va01

    Amendementen

    Onderwerp
    A12-2022 Wijziging datum verplichte stalaanpassingen in Interim OV
    A2-2022 Woningsplitsing in IOV
    A4-2022 Zon op bedrijven in IOV
    A7-2022 Mitigerende maatregelen aanleg nieuwe wegen in IOV
    AANGEHOUDEN A9-2022 Monitoring faunaslachtoffer in IOV
  8. 2.6

    Besluit

    Provinciale Staten van Noord-Brabant besluiten:


    het controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening provincie Noord-Brabant 2019 en 2020, zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 31 januari 2020, ook van toepassing te verklaren op boekjaar 2021

    Akkoord bij acclamatie (zonder stemming)

  9. 2.7

    Besluit

    Provinciale Staten van Noord-Brabant besluiten:


    Mevrouw A.M.W. Dirken te benoemen tot eerste plaatsvervangend voorzitter van Provinciale Staten voor de resterende Statenperiode 2019-2023, naast de bij besluit van 30 augustus 2019 benoemde tweede respectievelijk derde plaatsvervangend voorzitter de heer N.G.L. Heijmans (SP) en de heer M.V. de Kort (PvdA)

    Akkoord bij acclamatie (zonder stemming)

  10. 2.8

    Besluit

    Provinciale Staten van Noord-Brabant besluiten:


    vast te stellen de notulen van het verhandelde door Provinciale Staten in hun vergadering d.d. 21 januari 2022

    Vastgesteld bij acclamatie

  11. 2.9

    Besluit

    Provinciale Staten van Noord-Brabant besluiten:


    vast te stellen de Lijst Ingekomen Stukken in de periode 9 december 2021 tot en met 26 januari 2022

    Vastgesteld bij acclamatie

  12. 3
    Sluiting 18:57 - 19:14